De basis van elke webpagina is een tekstbestand met HTML code. Deze HTML code verzorgt de structuur en inhoud van de webpagina (cursus Dreamweaver).
CSS wordt gebruikt om webpagina's op te maken (cursus Dreamweaver).
JavaScript is een scripttaal die veel gebruikt wordt om webpagina's interactief te maken en webapplicaties te ontwikkelen (deze cursus).
PHP zorgt voor interactie via de webserver (cursus PHP).
De syntaxis van JavaScript vertoont overeenkomsten met de programmeertaal Java. Omdat beide talen het meest zichtbaar zijn op en rond de browser, maar vooral door de naamgeving, worden ze vaak met elkaar verward. De gelijkenis houdt daar echter op, want JavaScript heeft inhoudelijk meer gemeen met functionele programmeertalen, het biedt prototype-gebaseerde overerving en niet, zoals Java en de meeste objectgeoriënteerde talen, klasse-gebaseerde overerving.
In deze toepassing wordt JavaScript vooral gebruikt in interactieve webpagina's. Net als bij andere scripttalen is er een interpreter nodig om de geprogrammeerde opdrachten uit te voeren. De meeste moderne browsers beschikken over een eigen interpreter voor JavaScript. Het besturingssysteem Windows heeft een ingebouwde interpreter, het bestand jscript.dll.
Ook enkele e-mailprogramma's ondersteunen JavaScript in HTML-berichten.
JavaScript kan ook gebruikt worden voor server-side scripting. De webservers van Netscape waren de eerste die deze ondersteuning boden. Maar ook de webserver van Microsoft, IIS, ondersteunt JavaScript in Active Server Pages en ASP.NET. De laatste jaren maakt node.js een grote opgang.
Een JavaScript-framework is een library (bibliotheek) welke een aantal JavaScript-functies en widgets bevat voor het ontwikkelen van webapplicaties, waarbij vaak de nadruk ligt op AJAX.
Het Internet Mediatype of MIME voor JavaScript-code is application/javascript, hoewel het niet-officiële text/javascript vaker wordt gebruikt.
Om JavaScript op te nemen in een webpagina die voldoet aan de standaard voor HTML 4.01, moet het type-attribuut expliciet worden opgegeven in de openingstag:
<script type="text/javascript"> // code </script>
In XHTML-documenten houden speciale karakters, zoals "<" (kleiner dan), hun betekenis ook binnen script-elementen (in HTML vervalt die speciale betekenis onder bepaalde voorwaarden). Een script dat zulke karakters bevat, moet daarom als CDATA-sectie gemarkeerd worden. De CDATA-markering zelf wordt dan vaak met "//" in commentaar verstopt om te voorkomen dat er problemen ontstaan met browsers die geen CDATA-secties herkennen.
<script type="text/javascript"> <!--//--><![CDATA[//><!-- // code //--><!]]> </script>
In HTML5 is bepaald dat JavaScript de standaardtaal is en is het lang-attribuut optioneel, net zoals de CDATA-secties:
<script>
alert('Hallo, wereld!');
</script>